Dit is het verhaal van Macsen. Hij is twaalf jaar oud en gek op voetbal. Maar Macsen moet tot de bodem van een diep mysterie gaan om te achterhalen waarom zijn voetbalteam altijd verliest sinds er een nieuwe trainer is gekomen. Samen met zijn vrienden Henry, Stijn, Aran en Hugo zal hij het geheim achter het plan om het team altijd te laten verliezen ontrafelen.

Macsen is vastberaden om uit te vinden waarom. Maar hoe meer hij onderzoekt, hoe meer obstakels hij moet overwinnen. En alsof dat nog niet genoeg is, gaat hij naar de strengste en moeilijkste school van het hele dorp. Zijn ouders houden hem bovendien constant in de gaten omdat ze denken dat hij verslaafd is aan zijn computer, telefoon en Snapchat.







Hoofdstuk 1: Het Onverwachte Signaal


Macsen draaide aan de bal met zijn voet en keek strak naar het doel. Het was zijn favoriete moment van de dag: na school nog even voetballen op GSM. Hier was hij de baas. Hier kon niemand hem vertellen wat hij moest doen, geen strenge leraren, geen overbezorgde ouders. Alleen hij en de bal. Toch voelde hij vandaag een knagend gevoel, alsof iets niet helemaal klopte.


"Macsen, kom je binnen? Je huiswerk wacht op je!" riep zijn moeder vanuit de keuken. Hij zuchtte diep, schoot de bal in het doel en liep naar binnen. Binnen wachten altijd dezelfde dingen: een stapel huiswerk, een studieplanner die zijn ouders nauwlettend in de gaten hielden, en de continue vraag of hij "al gestopt was met dat getelefoneer."


Macsen was niet verslaafd, vond hij zelf. Hij gebruikte Snapchat om met zijn vrienden te praten over school en voetbal. Ook wilde hij weten wat er allemaal gebeurde door nieuwsprogramma's te bekijken. Dat was toch normaal? Maar zijn ouders zagen het anders. Zijn vader zei regelmatig: “Als je net zoveel tijd besteedt aan je boeken als aan dat ding, word je ooit nog professor.”


Toen hij eindelijk boven aan zijn bureau zat, hoorde hij een ping op zijn telefoon. Hij keek vluchtig op het scherm. Een bericht in de groepsapp van zijn voetbalteam.


“Oefenwedstrijd zaterdag tegen FC Overijse. Verliezen we weer? 😂”


“Als we toch moeten verliezen, laten we het dan in stijl doen.”


“Misschien speelt Silly Billy dit keer wél naar de goede kant.”


Macsen fronste. Het was een grap, maar toch raakte het hem. Waarom hadden ze het er steeds over dat ze zouden verliezen? Niemand van zijn team leek echt gefrustreerd over hun slechte prestaties. Dat zat hem dwars. Hij hield van voetbal. Het was meer dan een spel voor hem. Het idee dat iemand in het team niet serieus speelde, maakte hem kwaad.


Hij typte snel:

Macsen: “Waarom doet iedereen alsof het normaal is dat we altijd verliezen? Hebben jullie geen zin om een keer te winnen?”


Even bleef het stil. Toen kwamen de antwoorden.


“Relax, Mac. Het is maar een spel.”


“Misschien moeten we gewoon accepteren dat we slecht zijn.”


“Of dat we tegen betere teams spelen?”


Macsen voelde hoe hij rood werd van frustratie. Hij besloot niets meer te zeggen. Als zij het niet belangrijk vonden, dan zou hij het zelf moeten uitzoeken. Iets was niet in orde met de ploeg, en hij zou erachter komen wat.




Die zaterdag stond Macsen vroeg op. Hij had slecht geslapen en kon niet stoppen met denken aan de wedstrijd. Zijn ouders waren druk in de weer met hun eigen dingen en merkten niet hoe stil hij was bij het ontbijt.


Op het veld was de sfeer ontspannen. Te ontspannen, vond Macsen. De trainer, meneer Van Roosmalen, leek zoals altijd ongeïnteresseerd. Hij las op zijn telefoon terwijl de jongens zich opwarmden. Macsen keek naar zijn teamgenoten. Ze maakten grapjes of stonden te lachen met een paar jongens van het andere team. Niemand leek scherp.


De wedstrijd begon goed. Macsen scoorde een doelpunt in de eerste tien minuten, en ze hadden een perfecte voorzet. Het voelde alsof ze eindelijk een kans hadden. Maar in de tweede helft veranderde alles. Ze verloren uiteindelijk met 4-1.


Toen de scheidsrechter floot, voelde Macsen zijn bloed koken. Hij liep naar een van hun aanvallers. “Wat was dat nou? Je speelde de bal gewoon naar hun spits!”


“Rustig, man,” zei Henry. “Ik had gewoon even niet opgelet.”


“Niet opgelet?!” riep Macsen. “Hoe kun je niet opletten tijdens een wedstrijd?”


“Doe niet zo moeilijk,” zei Henry. “Het is maar een spel.”


Maar voor Macsen voelde het niet zo. Het voelde alsof er iets meer aan de hand was. Toen hij naar de rest van zijn team keek, zag hij dat niemand echt boos was over het verlies. Dat was niet normaal. Niet voor een team dat van voetbal hield.




Die avond kon Macsen het niet laten. Hij pakte zijn telefoon en begon door oude berichten in de groepsapp te scrollen. Hij merkte dat er meer rare opmerkingen waren gemaakt, opmerkingen die hij eerder niet serieus had genomen.


Stijn (drie weken geleden): “Wat maakt het uit of we verliezen? We worden toch nooit kampioen.”


Hugo (vorige maand): “Trainer zegt dat het doel van het seizoen is om lol te hebben, niet om te winnen.”


En toen vond hij iets dat hem kippenvel gaf. Een bericht van de trainer, verstopt tussen al het geklets. Het was drie dagen oud en hij had het blijkbaar gemist.


Van Roosmalen: “Denk eraan, jongens. Zaterdag netjes meedoen, maar niet té goed. We moeten consistent blijven.”


Macsen staarde naar het bericht. Wat bedoelde de trainer hiermee? Niet te goed spelen? Waarom zou een trainer dat willen? Hij voelde een golf van adrenaline. Dit was niet zomaar slechte communicatie. Dit was een aanwijzing. Er gebeurde iets vreemds bij de ploeg, en hij was vastbesloten om uit te zoeken wat.





Hoofdstuk 2: Het Verboden Plan


Macsen zat op zijn kamer, starend naar het scherm van zijn telefoon. Het bericht van de trainer spookte door zijn hoofd: *“Denk eraan, jongens. Zaterdag netjes meedoen, maar niet té goed.”* Hij wilde niet meteen de confrontatie aangaan, maar hij moest meer te weten komen. Wat bedoelde de trainer? Waarom zou iemand willen dat ze expres slecht speelden? En belangrijker nog: wie wist hier allemaal van?


Hij besloot zijn vrienden één voor één te ondervragen. Eerst Henry, want die was altijd eerlijk, soms zelfs té eerlijk.




De volgende ochtend, tijdens de pauze op school, trok Macsen Henry apart. Ze gingen achter het fietsenhok staan, waar niemand hen kon horen.


“Oké, Henry,” begon Macsen. “Ik wil weten wat er aan de hand is met ons team.”


Henry trok een wenkbrauw op. “Wat bedoel je?”


“Dat bericht van de trainer. Hij zei dat we niet te goed moeten spelen. Wat is dat voor onzin?”


Henry keek even naar de grond en schraapte met zijn voet over de stenen. “Mac, luister. Het is niks. Echt.”


“Echt?” Macsen’s ogen vernauwden zich. “Waarom voelt het dan alsof er iets wordt achtergehouden?”


“Misschien moet je niet overal een complot in zien,” zei Henry, zijn toon nu iets harder. “Het is gewoon voetbal. Doe normaal.”


Maar Macsen wist dat Henry iets verborg. Hij herkende het aan de manier waarop zijn vriend zijn blik afwendde en zijn handen in zijn zakken duwde. Henry wist meer, daar was hij zeker van.




Die middag besloot Macsen het anders aan te pakken. Hij fietste direct na school naar het huis van Hugo. Als er iemand was die makkelijk te overhalen was, dan was het Hugo. Hij belde aan en werd meteen binnen gelaten.


Hugo zat in zijn kamer met een joystick in zijn hand, volledig gefocust op een voetbalgame op zijn PlayStation. “Macsen! Doe mee, ik sla je er zo uit.”


Macsen grijnsde, maar ging niet zitten. “Ik moet je iets vragen, Hugo.”


“Uh-oh,” zei Hugo zonder op te kijken. “Klinkt serieus.”


“Dat is het ook. Wat weet jij van dat bericht van de trainer? Dat we niet te goed moeten spelen?”


Hugo pauzeerde het spel en keek hem eindelijk aan. “Waar heb je het over?”


Macsen liet het bericht op zijn telefoon zien. Hugo keek er kort naar en trok zijn wenkbrauwen op. “Oh, dat? Tja, dat zegt hij wel vaker.”


“Waarom?” drong Macsen aan. “Waarom zou een trainer willen dat zijn team verliest?”


Hugo haalde zijn schouders op. “Misschien wil hij dat het eerste team, de U15a, beter uit de verf komt? Of misschien is het gewoon zijn manier om de druk eraf te halen.”


Macsen voelde zijn frustratie groeien. Niemand leek het echt serieus te nemen. Maar hij wel. Iemand speelde een spelletje, en hij wilde weten wie.




Die avond zat Macsen aan tafel met zijn ouders. Zijn vader bladerde door de krant terwijl zijn moeder een eindeloze lijst met huiswerkvragen stelde.


“Heb je die wiskundesommen al af?” vroeg ze streng.


“Bijna,” mompelde Macsen.


“Bijna?” Haar blik was scherp. “Geen excuses, Macsen. Straks ga je weer de hele avond op Snapchat zitten.”


“Ik gebruik Snapchat alleen voor school,” loog Macsen. Hij wist dat het geen zin had om in discussie te gaan.


Hij at snel zijn eten op en vluchtte naar zijn kamer. Daar pakte hij zijn laptop en begon een plan te maken. Hij moest de waarheid achterhalen. En om dat te doen, moest hij eerst meer te weten komen over de trainer. Waarom zou een man die betaald werd om ze beter te maken, willen dat ze verloren?


Macsen opende een zoekmachine en typte: “Van Roosmalen voetbaltrainer.”


De eerste paar resultaten waren onschuldig: foto’s van oude wedstrijden, wat nieuwsartikelen over het team. Maar toen kwam hij op een kleine, obscure website met lokale voetbalstatistieken. Er stond een opvallend detail bij de naam van de trainer.


*Van Roosmalen, voormalig trainer, ontslagen wegens…*


De rest van de tekst was vaag, maar één woord sprong eruit: *matchfixing.*


Macsen voelde zijn hart sneller kloppen. Matchfixing? Dat kon toch niet? Dat was illegaal. Hij moest dit met zijn eigen ogen zien. Hij klikte op de link, maar kreeg een foutmelding. De pagina bestond niet meer.




Macsen bleef even stil zitten, zijn ademhaling gejaagd. Als dit waar was, dan speelde er iets veel groters dan hij had gedacht. Hij moest meer te weten komen over de geschiedenis van Van Roosmalen. En als hij gelijk had, dan betekende dat dat hun trainer misschien nog steeds bezig was met vuile zaakjes.


Hij pakte zijn telefoon en stuurde een bericht naar Aran, de slimste van de groep.


Macsen: “Kun jij wat opzoeken over Van Roosmalen? Ik denk dat hij niet helemaal zuiver is.”


Het antwoord kwam meteen:

Aran: “Wat bedoel je? 😳”


Macsen: “Ik leg het je morgen uit. Maar je moet me beloven dat je het aan niemand vertelt.”


Aran: “Oké, deal. Maar dit klinkt serieus…”


Macsen legde zijn telefoon weg en staarde naar het plafond. Morgen zou hij meer weten. En dan zou hij een stap dichter bij de waarheid zijn.




Hoofdstuk 3: De Verdwenen Beelden


De volgende ochtend zat Macsen op school, maar hij hoorde nauwelijks wat de leraar zei. Zijn gedachten bleven bij de woorden *matchfixing* en *Van Roosmalen*. Hij wist dat hij meer bewijs nodig had voordat hij iemand kon confronteren. Als hij zomaar met beschuldigingen kwam, zou niemand hem geloven. Hij moest slim zijn.


Tijdens de pauze liep Finn naar hem toe, zijn gezicht serieus. “Mac, ik heb iets gevonden. Maar het is raar.”


“Wat is het?” vroeg Macsen nieuwsgierig.


Finn keek om zich heen om er zeker van te zijn dat niemand luisterde. “Op een oude website van een lokaal sportblad staat dat Van Roosmalen ontslagen werd. Er was een onderzoek naar hem, maar het is nooit echt bewezen dat hij iets verkeerds deed. Toch... het ruikt verdacht.”


“Wat voor onderzoek?” drong Macsen aan.


“Ze dachten dat hij wedstrijden beïnvloedde,” fluisterde Finn. “Maar er waren geen harde bewijzen. De zaak werd gesloten.”


Macsen voelde een rilling over zijn rug. Het klopte dus wél. Van Roosmalen had een schimmig verleden. Maar hoe kon hij bewijzen dat de trainer nu nog steeds bezig was met rare praktijken?




Die middag had zijn team een korte training. Macsen keek extra goed naar Van Roosmalen. De trainer stond zoals altijd nonchalant langs de zijlijn, af en toe een bevel roepend. Maar Macsen merkte iets vreemds. Telkens wanneer Aran of Henry een slechte pass gaf, leek Van Roosmalen goedkeurend te knikken. En wanneer iemand, zoals Macsen zelf, écht zijn best deed, werd hij afgekapt met een botte opmerking.


“Niet zo hard werken, Macsen. We moeten morgen ook nog energie over hebben,” zei de trainer toen hij een lange sprint trok.


Het maakte Macsen woedend. Waarom hield Van Roosmalen hen tegen? Hij besloot om na de training te blijven en de trainer in de gaten te houden.




Toen de rest van het team naar huis ging, verstopte Macsen zich achter een schuurtje naast het veld. Hij had een perfect uitzicht op Van Roosmalen, die nu zijn telefoon tevoorschijn haalde. Macsen kon niet zien wat hij typte, maar hij hoorde gefluister.


Na een paar minuten stapte een onbekende man het veld op. Hij droeg een donkere jas en keek voortdurend om zich heen, alsof hij niet gezien wilde worden. Van Roosmalen liep naar hem toe, en ze begonnen zacht te praten. Macsen kon niet alles horen, maar een paar woorden kwamen duidelijk door de wind.


“...wedstrijd... dezelfde afspraken... het moet overtuigend blijven...”


De onbekende man knikte en gaf de trainer een envelop. Toen liep hij snel weg.


Macsen bleef ademloos achter. Wat had hij zojuist gezien? Dit was niet normaal. Dit was het bewijs dat er een complot was, maar hij had geen idee hoe hij hiermee verder moest.




Die avond kon Macsen niet slapen. Hij bleef maar denken aan de ontmoeting op het veld. De envelop, de woorden, het gedrag van de trainer... alles wees op iets groots. Hij moest het met zijn vrienden delen, maar hij wist niet of ze hem serieus zouden nemen.


Uiteindelijk stuurde hij een bericht in de groepsapp.

Macsen: “Ik weet zeker dat Van Roosmalen iets doet wat niet klopt. Hij sprak met een vreemde man na de training en kreeg een envelop. Ik denk dat hij onze wedstrijden manipuleert.”


De antwoorden kwamen snel:

Aran: “Wat? Echt? Misschien was het gewoon een vriend of zo.”

Hugo: “Een envelop? Dat klinkt verdacht.”

Stijn: “Mac, je kijkt te veel films. Niet alles is een complot.”

Henry: “Denk je echt dat onze trainer iets illegaals doet? Kom op, man.”


Macsen voelde zich gefrustreerd. Ze namen hem niet serieus. Alleen Stijn leek een beetje mee te gaan in zijn theorie. Hij besloot om zelf verder te graven.




De volgende dag, na school, ging Macsen naar het clubhuis. Daar stond een oude computer met toegang tot videobeelden van eerdere wedstrijden. Hij wist dat de wedstrijden van de ploeg werden opgenomen voor trainingsdoeleinden. Als er iets vreemds gebeurde, dan moest het daarop te zien zijn.


Macsen logde in op het systeem en begon de beelden van de afgelopen wedstrijden te bekijken. Bij elke verloren wedstrijd viel hem hetzelfde patroon op. In de tweede helft maakten zijn teamgenoten steeds dezelfde fouten. Hugo die de bal zomaar kwijtraakte, Stijn die te traag reageerde, en Henry die compleet verkeerd stond opgesteld. Maar het meest opvallende was hoe rustig Van Roosmalen bleef bij al die fouten. Geen geschreeuw, geen frustratie – alsof hij verwachtte dat het zou gebeuren.


Toen Macsen een opname van een oudere wedstrijd wilde openen, kreeg hij een foutmelding. *“Bestand verwijderd.”* Hij probeerde een andere wedstrijd, en weer hetzelfde: *“Bestand verwijderd.”*


Hij voelde zijn hart in zijn keel bonzen. Waarom waren die beelden verdwenen? En wie had ze verwijderd? Iemand probeerde iets te verbergen.




Macsen stopte met zoeken en rende naar huis. Hij moest een plan maken. Dit was groter dan hij had verwacht. Hij wist dat hij niet meer alleen verder kon. Maar wie kon hij vertrouwen? Finn? Zijn ouders? Of moest hij zelf naar de clubleiding stappen?


In bed lag hij urenlang wakker. Zijn hoofd tolde van de vragen. Wat was er in de verdwenen beelden te zien? Wat stond er in de envelop die Van Roosmalen had gekregen? En hoe kon hij bewijzen dat de trainer zijn eigen team saboteerde?


Het enige wat hij zeker wist, was dat hij niet zou opgeven. Hij zou de waarheid achterhalen, wat er ook gebeurde.



Hoofdstuk 4: Onderzoek in het Geheim


Macsen stapte zijn kamer binnen en gooide zijn rugtas in de hoek. Hij had die dag nauwelijks op school gelet. De leraar had meerdere keren zijn naam geroepen toen hij wegdroomde, en zelfs Hugo had hem onder de pauze gevraagd wat er aan de hand was. “Niets,” had Macsen gemompeld, maar dat was een leugen.


Zijn gedachten waren vol van de verdwenen beelden. Wie had ze verwijderd? En waarom? Het voelde alsof hij dicht bij een antwoord was, maar telkens als hij een stap verder kwam, dook er een nieuwe vraag op.


Hij ging aan zijn bureau zitten en opende zijn laptop. Hij moest zijn plan aanscherpen. De waarheid zat verstopt in de club, dat wist hij zeker. Maar hoe kon hij bewijzen dat er een complot was zonder dat iemand hem in de gaten kreeg?


Die avond besloot Macsen zijn vrienden in te schakelen, ook al wist hij dat niet iedereen hem serieus nam. Hij stuurde een bericht in de groepschat:


Macsen: “Morgen na school, veldje achter de sporthal. Belangrijk. Gaat over de trainer.”


Het duurde even voordat de antwoorden binnenkwamen.


Henry: “Wat nu weer? Denk je nog steeds dat hij ons saboteert?”

Hugo: “Ik kom wel. Ben benieuwd naar je bewijs.”

Aran: “Kan niet. Moet huiswerk maken.”

Stijn: “Ik kom. Maar alleen als je het kort houdt, Mac.”


Macsen voelde een mix van frustratie en opluchting. Niet iedereen zou komen, maar met Hugo en Stijn kon hij werken. Henry zou vast kritisch zijn, maar dat was juist goed. Hij moest ze overtuigen.




De volgende dag, na school, verzamelde Macsen zijn vrienden bij het afgelegen veldje. Het gras was lang en niemand kwam hier vaak, wat precies de reden was dat Macsen het had uitgekozen.


“Oké, luister,” begon Macsen. Hij keek ze een voor een aan. “Ik weet dat jullie denken dat ik overdrijf, maar ik heb iets gevonden. Onze trainer, Van Roosmalen, heeft een schimmig verleden. Hij is eerder ontslagen wegens matchfixing.”


“Matchfixing?” vroeg Hugo, zijn wenkbrauwen omhoog.


“Ja,” zei Macsen. “En ik denk dat hij nu hetzelfde doet met ons team. Hij wil dat we expres verliezen. Ik heb het patroon gezien. Hij moedigt fouten aan. En weet je nog die wedstrijd van vorige maand? Hij zei dat we ‘niet te hard moesten werken’.”


Stijn snoof. “Dat is gewoon omdat hij ons niet wil pushen. Misschien overdrijf je.”


“Overdrijf ik?” zei Macsen fel. “Waarom zijn dan beelden van onze oude wedstrijden verwijderd? Ik probeerde ze te bekijken in het clubhuis, maar ze waren weg.”


“Weg?” vroeg Hugo verbaasd. “Dat is vreemd.”


“Precies,” zei Macsen. “Iemand wil niet dat we terugzien wat er gebeurd is. En ik denk dat het met die envelop te maken heeft die ik zag.”


Henry, die al die tijd stil was geweest, sprak nu. “Oké, stel dat je gelijk hebt. Wat doen we eraan? We kunnen moeilijk naar de politie gaan met alleen dit verhaal.”


Macsen zuchtte. Henry had een punt. Hij had bewijs nodig, iets tastbaars. “We moeten meer te weten komen over Van Roosmalen. Iets wat bewijst dat hij ons expres laat verliezen. En daarvoor heb ik jullie hulp nodig.”


“Wat moeten we doen?” vroeg Hugo, zijn stem vastberaden.


“We houden hem in de gaten,” zei Macsen. “Bij trainingen, wedstrijden, en zelfs buiten de club. We zoeken uit wie die man was met de envelop. Alles wat verdacht is, melden we.”


Stijn trok een gezicht. “Dat klinkt als een detectivefilm.”


“Misschien wel,” zei Macsen. “Maar dit is echt, Stijn. Als we niets doen, blijven we verliezen. En erger nog, hij komt ermee weg.”



De volgende dagen stonden in het teken van observatie. Tijdens de trainingen verdeelden de jongens het werk. Hugo hield Van Roosmalen nauwlettend in de gaten, terwijl Henry en Stijn probeerden te luisteren naar wat hij tegen de andere spelers zei. Macsen focuste op Aran, die de laatste tijd steeds vreemde dingen deed, alsof hij wist dat er iets aan de hand was.


Tijdens een pauze hoorde Macsen Van Roosmalen fluisteren tegen Aran. Hij kon niet alles verstaan, maar één zin bleef hangen: “Blijf je rol spelen. We kunnen het ons niet veroorloven dat iemand het weet.”


Macsen’s adem stokte. Hij voelde hoe zijn hart bonkte in zijn borst. Aran wist iets. Maar wat?




Die avond stuurde Macsen een bericht naar Hugo.


Macsen: “Aran weet iets. Hij praatte met de trainer. We moeten hem ondervragen.”


Hugo: “Hoe wil je dat doen? Hij is niet dom. Als je te direct bent, klapt hij dicht.”


Macsen: “We verzinnen iets.”


De volgende dag, in de pauze, trok Macsen Aran apart. “Kunnen we praten?” vroeg hij.


Aran leek nerveus. “Waarover?”


“Over de trainer,” zei Macsen. Hij hield zijn stem kalm, maar hij voelde de spanning stijgen. “Ik hoorde je gisteren met hem praten. Wat bedoelde hij met ‘je rol spelen’?”


Aran keek weg. “Het is niks, Mac. Laat het los.”


“Dat kan ik niet,” zei Macsen. “Je weet dat er iets niet klopt. Waarom help je hem?”


“Ik help niemand,” zei Aran, zijn stem nu harder. Hij stapte achteruit en keek Macsen recht aan. “Stop hiermee, Mac. Voor je spijt krijgt.”


Macsen voelde de woede in hem opkomen. “Wat bedoel je daarmee?”


Maar Aran draaide zich om en liep weg, zijn schouders gespannen. Macsen bleef achter, zijn hoofd vol vragen. Wat wist Aran? En waarom was hij zo bang om te praten?




Die nacht kon Macsen niet slapen. De woorden van Aran echoden in zijn hoofd: *“Voor je spijt krijgt.”* Wat bedoelde hij? Waren er meer mensen betrokken?


Hij wist dat hij niet meer terug kon. Dit was groter dan hij had gedacht, en de spanning liep op. Maar één ding was zeker: hij zou niet stoppen voordat hij de waarheid kende, wat er ook gebeurde.




Hoofdstuk 5: Een Gevaarlijk Plan


De lucht was grijs en zwaar boven het dorp, alsof er onweer in de lucht hing. Macsen zat in de kantine van de club met Hugo, Stijn en Henry. De spanning was voelbaar. Ze wisten allemaal dat hun onderzoek gevaarlijker werd, maar niemand zei het hardop.


“We moeten iets doen,” zei Hugo zacht. “Aran weet meer, dat is duidelijk. Maar als hij niet wil praten, moeten we een andere manier vinden.”


Henry knikte. “Ik denk dat we hem kunnen volgen. Misschien doet hij iets wat ons een aanwijzing geeft.”


“Dat is riskant,” zei Stijn aarzelend. “Als hij merkt dat we hem in de gaten houden, kan hij ons waarschuwen.”


Macsen zuchtte. “Hebben jullie een beter idee? We komen nergens zonder bewijs. We moeten weten wat Aran en de trainer verbergen. Als dat betekent dat we hem moeten volgen, dan doen we dat.”


“Oké,” zei Hugo na een korte stilte. “Maar we moeten slim zijn. Geen risico’s nemen.”


“Te laat,” mompelde Stijn.




Na de training die avond hielden de jongens Aran goed in de gaten. Hij liep nonchalant het terrein af, maar zijn ogen schoten constant om zich heen. Het leek alsof hij wist dat hij gevolgd werd.


“Daar gaat hij,” fluisterde Henry. “Wat nu?”


“We blijven op afstand,” zei Macsen. “Houd hem in het zicht, maar niet te dichtbij.”


Aran liep het dorp in, langs de hoofdstraat en een paar donkere steegjes. Hij stopte even bij een bushalte, keek om zich heen en liep toen verder. De jongens volgden hem tot hij bij een klein café aankwam. Het bord boven de deur knipperde in felle, rode letters: *Café De Vriendschap*.


“Wat doet hij hier?” fluisterde Hugo.


“Geen idee,” zei Macsen. “Maar ik denk dat we naar binnen moeten.”


Stijn keek nerveus. “Dat is geen plek voor kinderen. Als ze ons zien, worden we eruit gegooid.”


“We hoeven alleen te kijken,” zei Macsen vastberaden. “We sluipen naar een raam en zien wat hij doet.”




Het café was donker en rokerig. Door een klein, vies raam aan de zijkant konden de jongens net naar binnen gluren. Ze zagen Aran bij een tafel zitten met een man in een lange jas. Het was dezelfde man die Macsen eerder had gezien met Van Roosmalen.


De man schoof een map over de tafel naar Aran. Aran opende de map, keek erin, en knikte langzaam.


“Wat is dat?” fluisterde Henry.


“Ik weet het niet,” zei Macsen. “Maar het ziet er niet goed uit.”


Ze zagen hoe de man opstond, Aran iets toefluisterde en het café verliet. Aran bleef achter, met de map voor zich op tafel.


“We moeten die map hebben,” zei Macsen ineens.


“Wat?” zei Stijn geschrokken. “Ben je gek? Hoe wil je dat doen?”


“We wachten tot hij weggaat,” zei Macsen. “Misschien laat hij de map achter. Als dat gebeurt, gaan we naar binnen en pakken we hem.”


Hugo keek hem ernstig aan. “En als hij hem niet achterlaat?”


“Dan verzinnen we iets anders,” zei Macsen, zijn ogen nog steeds op Aran gericht.




Het duurde bijna een uur voordat Aran opstond. Hij leek de map in zijn rugzak te stoppen en liep het café uit. De jongens verscholen zich snel achter een muurtje.


“Daar gaat hij,” fluisterde Henry.


“Kom,” zei Macsen. “We blijven hem volgen.”


Ze volgden Aran tot aan zijn huis, een klein rijtjeshuis aan de rand van het dorp. Aran keek nog een keer om zich heen voordat hij naar binnen ging.


“En nu?” vroeg Hugo.


“We moeten naar binnen,” zei Macsen.


“Ben je helemaal gek geworden?” siste Stijn. “Inbreken? Dat is strafbaar, Maxi Toys!”


“Dit is onze kans,” zei Macsen. “De map is daarbinnen. We kunnen bewijzen vinden. Als we niets doen, blijven we in het duister tasten.”


“En wat als hij ons betrapt?” vroeg Henry.


Macsen haalde diep adem. “We wachten tot het donker is. Dan sluipen we naar een raam. Misschien is het niet eens op slot.”




Die nacht, toen de straat stil was, kropen Macsen en zijn vrienden voorzichtig naar Aran’s huis. Het enige licht kwam van een lantaarn aan de overkant van de straat.


Macsen probeerde een raam op de begane grond. Tot zijn verbazing zat het niet op slot. Hij schoof het voorzichtig open en glipte naar binnen. De anderen volgden hem, terwijl hun harten in hun keel bonsden.


Binnen was het stil. Ze bevonden zich in een kleine woonkamer. Op de tafel lag Aran’s rugzak.


“Daar is het,” fluisterde Macsen.


Hij liep naar de tafel, opende de rugzak, en trok de map eruit. Hij legde hem op tafel en sloeg hem open.


De anderen stonden om hem heen terwijl hij de inhoud bekeek. In de map zaten papieren met schema’s, namen en bedragen. En in het midden van alles stond de naam van hun team.


“Wat is dit allemaal?” fluisterde Hugo.


“Het is bewijs,” zei Macsen. “Ze betalen mensen om onze wedstrijden te manipuleren.”


Plotseling klonk er een geluid. De voordeur ging open.


“Iemand komt naar binnen!” siste Stijn.


De jongens verstijfden. Wat moesten ze doen?


“Pak de map!” fluisterde Macsen. Hij propte de papieren terug in de rugzak en keek rond. “Het raam, snel!”


Ze glipten net op tijd naar buiten en renden weg, terwijl hun hart in hun keel bonsde.


Toen ze eindelijk veilig waren, hield Macsen de map stevig vast. “We hebben wat we nodig hebben,” zei hij, hijgend. “Maar dit is nog maar het begin.”




Hoofdstuk 6: Het Gevaar van de Waarheid


De volgende ochtend zaten Macsen, Hugo, Stijn en Henry in Macsen’s kamer. De gordijnen waren dichtgetrokken, en de map lag open op zijn bureau. De papieren lagen verspreid over het blad, alsof ze zelf hun geheimen wilden onthullen.


Hugo wees naar een schema met data en bedragen. “Kijk,” zei hij. “Dit zijn de data van onze wedstrijden. En daar staan bedragen naast. Grote bedragen.”


“Ze gokken op onze verliezen,” zei Macsen. Zijn stem trilde van woede. “En ze gebruiken onze trainer en waarschijnlijk Aran om ervoor te zorgen dat het gebeurt.”


Stijn schudde zijn hoofd. “Maar waarom Aran? Hij is geen slechte speler. Waarom zou hij meedoen aan zoiets?”


“Misschien heeft hij geen keuze,” zei Henry. “Of misschien wordt hij betaald.”


Macsen voelde een koude rilling over zijn rug. Hij kon zich niet voorstellen dat Aran zoiets vrijwillig zou doen, maar de papieren logen niet. Het bewijs was hier, recht voor hen.


“Wat doen we nu?” vroeg Hugo.


“We gaan naar de clubleiding,” zei Macsen. “Ze moeten dit weten.”


“Wacht even,” zei Henry. “Denk je echt dat ze ons gaan geloven? Vier jongens die beweren dat hun team wordt gesaboteerd? Ze lachen ons uit.”


Macsen keek naar de papieren. Hij wist dat Henry gelijk had. Ze hadden bewijs, maar het was niet genoeg om mensen te overtuigen. En als Van Roosmalen of die mysterieuze man erachter kwamen dat zij de papieren hadden…


“We moeten meer bewijs vinden,” zei Macsen uiteindelijk. “Iets wat onweerlegbaar is.”


“Hoe dan?” vroeg Stijn. “We kunnen niet blijven inbreken in huizen, Mac. Dat was al gevaarlijk genoeg.”


Macsen dacht na. Toen kreeg hij een idee. “De volgende wedstrijd,” zei hij. “We houden Van Roosmalen in de gaten. En Aran ook. Als we kunnen filmen wat ze doen, hebben we iets dat niemand kan negeren.”


“En wat als ze niets verdachts doen?” vroeg Hugo.


“Dan zoeken we verder,” zei Macsen vastberaden. “Maar we moeten iets doen. Dit kan niet zo doorgaan.”




Op zaterdag, de dag van de wedstrijd, hing er een gespannen sfeer in de kleedkamer. Van Roosmalen gaf zijn gebruikelijke preek, maar Macsen luisterde nauwelijks. Hij was te druk bezig met zijn plan.


Hij had Hugo gevraagd om tijdens de wedstrijd te filmen met zijn telefoon. Niet te opvallend, maar net genoeg om alles vast te leggen wat vreemd leek. Stijn en Henry zouden proberen gesprekken op te vangen tussen Van Roosmalen en Aran.


Toen ze het veld op gingen, voelde Macsen zijn hart bonzen. Dit was niet zomaar een wedstrijd. Dit was hun kans om de waarheid te onthullen.




De wedstrijd begon, en het duurde niet lang voordat er iets vreemds gebeurde. Aran leek expres passes te missen, alsof hij afgeleid was. Toen Macsen hem probeerde aan te spelen, ging de bal recht naar een speler van de tegenpartij.


“Wat doe je?” riep Macsen.


Aran keek hem niet aan. Zijn blik was leeg, alsof hij ergens anders was met zijn gedachten.


Aan de zijlijn zag Macsen Van Roosmalen met iemand praten. Het was dezelfde man uit het café. Macsen voelde hoe zijn woede oplaaide. Daar was hij weer. Waarom was hij hier?


Hugo stond aan de rand van het veld en filmde alles. Macsen zag hem even een duim opsteken, als teken dat hij alles in beeld had.




In de tweede helft gebeurde er iets wat alles veranderde. De scheidsrechter gaf plotseling een onterechte vrije trap aan de tegenpartij. Macsen keek verbaasd naar zijn teamgenoten, die even geschokt leken.


Van Roosmalen aan de zijlijn leek echter niet verbaasd. Hij glimlachte zelfs.


“Hij weet het,” fluisterde Macsen tegen zichzelf. “Hij wist dat dit zou gebeuren.”


De tegenpartij scoorde uit de vrije trap, en het publiek juichte. Maar voor Macsen voelde het alsof hij naar een slechte toneelvoorstelling keek. Dit was geen echte wedstrijd. Dit was geënsceneerd.




Na de wedstrijd verzamelden de jongens zich in een hoek van het veld. Hugo hield zijn telefoon omhoog. “Ik heb alles gefilmd,” zei hij. “De gemiste passes, de vreemde vrije trap, en Van Roosmalen die met die man praatte.”


“Dat is goed,” zei Macsen. “Nu hebben we iets om te laten zien.”


Maar op dat moment liep Aran naar hen toe. Zijn gezicht stond strak, en zijn ogen keken hen scherp aan.


“Wat zijn jullie aan het doen?” vroeg hij.


“Aran,” begon Macsen voorzichtig, “we weten wat er aan de hand is. We hebben bewijs. Waarom help je hen? Waarom doe je dit?”


Aran’s gezicht veranderde. Voor een moment leek hij bang, maar dat veranderde snel in woede. “Jullie weten niets,” zei hij. “Laat me met rust. En als je slim bent, blijf je uit de buurt.”


Hij draaide zich om en liep weg, terwijl de jongens achterbleven in stilte.


“Hij weet dat we hem doorhebben,” zei Stijn zacht.


“En nu?” vroeg Henry.


“We brengen dit naar iemand die ons kan helpen,” zei Macsen. Zijn stem trilde een beetje, maar zijn vastberadenheid was duidelijk. “Dit stopt hier niet.”




De spanning liep hoog op. De jongens wisten dat ze een gevaarlijk spel speelden. Maar Macsen voelde dat ze dichter bij de waarheid waren dan ooit.




Hoofdstuk 7: Hulp Zoeken


De volgende ochtend zaten Macsen en zijn vrienden opnieuw in zijn kamer. De map lag op het bureau, en Hugo had zijn telefoon met de filmpjes op tafel gelegd. Ondanks hun bewijs voelde Macsen een groeiende angst. Ze hadden de waarheid, maar het voelde alsof die waarheid hen ook in gevaar bracht.


“Wie kan ons helpen?” vroeg Stijn. “We kunnen niet zomaar naar de politie gaan. Ze nemen ons nooit serieus.”


“Misschien iemand van de clubleiding?” stelde Henry voor. “De voorzitter of zo?”


Macsen dacht na. De voorzitter van de club, meneer De Laat, was bekend als een eerlijke man. Maar hij wist ook dat als De Laat betrokken zou zijn bij dit complot, hun bewijs mogelijk in verkeerde handen zou vallen.


“Wat als we eerst proberen om anoniem te blijven?” vroeg Hugo. “We sturen de video’s en foto’s naar een journalist. Iemand die dit kan onderzoeken.”


“Dat is een goed idee,” zei Macsen. “Maar we moeten zeker weten dat de journalist betrouwbaar is.”


Stijn pakte zijn telefoon en begon te zoeken. “Hier,” zei hij na een paar minuten. “Deze journalist, Iris Vandenberg, schrijft vaak over corruptie en sport. Misschien wil ze ons verhaal horen.”


“Laten we haar een e-mail sturen,” zei Hugo. “Maar geen namen noemen. Alleen de feiten en de video’s.”




De jongens werkten samen om een anonieme e-mail te schrijven. Ze voegden de video’s van Hugo toe en foto’s van de papieren uit de map. Toen Macsen op ‘Verzenden’ drukte, voelde hij een mix van opluchting en zenuwen. Het was nu in handen van iemand anders.


“En nu?” vroeg Henry.


“Nu wachten we,” zei Macsen. “En hopen dat ze contact met ons opneemt.”




Twee dagen later kregen ze antwoord. Iris Vandenberg had gereageerd. In de e-mail schreef ze:


*Beste anonieme tipgevers,*

*Bedankt voor jullie bericht. Dit lijkt ernstig en verdient verder onderzoek. Kunnen jullie meer informatie delen? Het zou helpen om persoonlijk af te spreken, maar alleen als jullie je daar comfortabel bij voelen. Ik garandeer jullie anonimiteit.*

*Met vriendelijke groet,*

*Iris Vandenberg*


“Ze wil ons ontmoeten,” zei Hugo.


“Maar is dat slim?” vroeg Stijn. “Wat als ze niet te vertrouwen is?”


“Als ze dit wil onderzoeken, hebben we haar nodig,” zei Macsen. “We kunnen een openbare plek kiezen. Een café of zo. Dan zijn we veilig.”


Ze besloten af te spreken in een druk café in het centrum van het dorp.




Die zaterdag zaten de jongens aan een tafeltje in een café. Ze hadden een plaats gekozen in de hoek, waar ze een goed zicht hadden op de ingang. Macsen voelde zijn hart bonzen toen een vrouw met een notitieblok en een laptop naar binnen kwam.


“Ik denk dat dat Iris is,” fluisterde Henry.


De vrouw keek rond en liep naar hen toe. Ze glimlachte vriendelijk. “Zijn jullie de tipgevers?” vroeg ze zacht.


Macsen knikte. “Ja, dat zijn wij.”


Iris ging zitten en opende haar laptop. “Ik heb de video’s en documenten bekeken,” zei ze. “Dit is serieus. Als wat jullie zeggen klopt, hebben we hier te maken met matchfixing. Dat is illegaal.”


“Kunnen jullie er iets mee doen?” vroeg Hugo.


“Ik kan er een artikel over schrijven,” zei Iris. “Maar ik moet meer bewijs hebben. Jullie video’s en documenten zijn goed, maar ik moet praten met iemand die direct betrokken is.”


“Aran,” zei Macsen meteen. “Hij weet wat er aan de hand is. Maar hij wil niet praten.”


“Misschien moeten we hem nog een keer benaderen,” stelde Iris voor. “Als hij begrijpt dat het veilig is om uit te spreken, wil hij misschien wel helpen.”




Die avond besloten de jongens naar Aran te gaan. Ze wisten dat het riskant was, maar ze hadden geen andere keuze. Ze vonden hem in het park, waar hij alleen op een bankje zat.


“Aran,” begon Macsen voorzichtig. “We weten wat er aan de hand is. En we willen je helpen. Maar je moet eerlijk tegen ons zijn.”


Aran keek hen aan, zijn gezicht gespannen. “Jullie begrijpen het niet,” zei hij. “Ik heb geen keuze. Ze hebben me in de tang.”


“Wie heeft je in de tang?” vroeg Hugo.


“Van Roosmalen,” fluisterde Aran. “En die man die jullie zagen. Ze dwingen me om mee te werken. Als ik het niet doe, dreigen ze met mijn familie.”


Macsen voelde een golf van woede. “Ze mogen je niet dwingen! We hebben bewijs, Aran. We kunnen dit stoppen.”


“Je snapt het niet,” zei Aran fel. “Als je met hen vecht, ben je nergens veilig.”


Macsen legde een hand op Aran’s schouder. “We kunnen dit samen doen,” zei hij. “We hebben een journalist die ons helpt. Als jij ook je verhaal vertelt, kunnen we ze stoppen.”


Aran zweeg een lange tijd. Uiteindelijk knikte hij langzaam. “Oké,” zei hij. “Maar alleen als jullie beloven dat mijn familie veilig blijft.”


“Dat beloven we,” zei Macsen.




De volgende dag spraken ze opnieuw met Iris. Aran vertelde haar alles: hoe hij werd bedreigd, hoe Van Roosmalen orders kreeg van een grotere organisatie, en hoe de wedstrijden werden gemanipuleerd.


Iris luisterde aandachtig en noteerde elk detail. “Dit is meer dan genoeg,” zei ze uiteindelijk. “Ik zal dit verhaal publiceren. En ik zorg ervoor dat de politie hiervan op de hoogte wordt gesteld.”


“Wat gebeurt er nu?” vroeg Stijn.


“Ik zal discreet te werk gaan,” zei Iris. “Maar jullie moeten voorzichtig zijn. Als ze merken dat jullie hierachter zitten, kunnen ze gevaarlijk worden.”




Macsen voelde een mix van opluchting en spanning toen ze het café verlieten. Ze hadden een stap gezet in de goede richting, maar het gevaar was nog niet voorbij.


“Dit is nog maar het begin,” zei Macsen tegen zijn vrienden. “Maar we gaan dit afmaken. Samen.”




Hoofdstuk 8: De Dreiging


Het was maandagochtend toen Macsen merkte dat er iets niet klopte. Toen hij naar school fietste, had hij het gevoel dat iemand hem volgde. Eerst dacht hij dat het verbeelding was, maar toen hij achterom keek, zag hij een zwarte auto die langzaam achter hem reed.


Zijn hart begon sneller te kloppen. Hij probeerde rustig te blijven en fietste een zijstraat in, maar de auto draaide ook de hoek om. Macsen keek nog een keer en zag twee mannen in de auto zitten. Hun gezichten waren streng en onvriendelijk.


Hij trapte harder, alsof hij een wedstrijd moest winnen. Pas toen hij de schoolpoort bereikte, draaide de auto om en reed weg.


“Macsen, alles goed?” vroeg Stijn, die bij de fietsenstalling stond te wachten.


“Ik denk dat ze ons in de gaten houden,” zei Macsen terwijl hij hijgend van zijn fiets stapte. Hij vertelde Stijn wat er was gebeurd.


Stijn keek bezorgd. “Dat is niet goed. Denk je dat ze weten dat wij die informatie hebben gestuurd?”


“Ik weet het niet,” zei Macsen. “Maar we moeten voorzichtig zijn. Als ze ons betrappen, kunnen ze gevaarlijk worden.”




De rest van de dag was het moeilijk om zich te concentreren op school. De strenge regels van hun school, waar elke minuut in de gaten werd gehouden, leken ineens een stuk minder belangrijk. Alles leek te draaien om wat er buiten de school gebeurde.


Tijdens de lunch verzamelden Macsen en zijn vrienden zich op het voetbalveld achter de school. Hugo keek om zich heen voordat hij fluisterde: “Ik zag dezelfde zwarte auto bij mijn huis vanochtend. Ze weten iets.”


“We moeten dit aan Iris vertellen,” zei Henry. “Ze moet weten dat die mensen ons volgen.”


Macsen knikte. “We sturen haar een bericht zodra we thuis zijn. Maar tot die tijd moeten we opletten. Geen onnodige risico’s nemen.”




Die avond stuurden ze Iris een e-mail. Ze beschreef in haar antwoord wat ze moest doen:

*“Blijf kalm en verzamel zoveel mogelijk details. Noteer kentekens, gezichten, alles wat je ziet. Ik zorg ervoor dat ik dit meld aan de politie. Maar wees voorzichtig. Als jullie je onveilig voelen, laat het me direct weten.”*


Macsen voelde zich iets rustiger na het bericht van Iris, maar de angst bleef. Wat als die mannen niet zouden wachten? Wat als ze actie zouden ondernemen voordat het verhaal naar buiten kwam?




Op woensdag gebeurde er iets wat de situatie nog erger maakte. Na de voetbaltraining liep Macsen naar zijn fiets, maar hij stopte abrupt toen hij zijn fiets zag. Het achterwiel was lek, en iemand had het stuur krom gebogen.


Hugo kwam naast hem staan. “Dit is geen toeval,” zei hij. “Ze willen ons bang maken.”


“Nou, dat werkt,” zei Macsen terwijl hij de schade bekeek. Hij voelde zijn handen trillen van frustratie.


“Misschien moeten we stoppen,” zei Henry aarzelend. “Dit wordt te gevaarlijk.”


Macsen keek hem scherp aan. “Dat is precies wat ze willen. Als we nu opgeven, winnen zij. En wij laten dit niet gebeuren.”


“Mac heeft gelijk,” zei Hugo. “We zijn al te ver gegaan om nu terug te krabbelen.”




Die avond, terwijl Macsen aan zijn bureau zat, hoorde hij plotseling iets tegen het raam tikken. Zijn hart sloeg een slag over. Hij liep langzaam naar het raam en trok het gordijn opzij.


Op de vensterbank lag een envelop. Hij opende het raam en pakte de envelop met trillende handen. Binnenin zat een briefje met slechts een paar woorden:


*Stop ermee, of je zult er spijt van krijgen.*


Macsen voelde een koude rilling over zijn rug. Hij kon bijna de stem horen van degene die dit had geschreven, dreigend en genadeloos.




De volgende ochtend vertelde hij zijn vrienden over de brief. Stijn keek bleek, en zelfs Hugo, normaal de dapperste van de groep, leek geschrokken.


“Ze weten waar je woont,” zei Henry zacht.


“We moeten dit aan Iris laten zien,” zei Macsen. “Ze moet weten hoe ver ze gaan om ons tegen te houden.”


Ze spraken af Iris die middag te ontmoeten in hetzelfde café als de vorige keer. Toen ze haar de brief lieten zien, fronste ze diep.


“Dit is serieus,” zei ze. “Deze mensen zijn wanhopig om hun geheim te beschermen. Maar dat betekent ook dat jullie op het goede spoor zitten.”


“Wat moeten we doen?” vroeg Macsen.


“Ik ga dit direct doorgeven aan de politie,” zei Iris. “Zij kunnen extra bescherming bieden. Maar jullie moeten voorzichtig blijven. Zorg ervoor dat jullie altijd samen blijven en niets alleen ondernemen.”


Macsen knikte, maar hij voelde dat het niet genoeg was. Ze hadden de waarheid bijna onthuld, maar de dreiging leek met de dag groter te worden.




Toen hij die avond in bed lag, dacht hij na over wat er zou gebeuren. Zou de politie hen echt kunnen beschermen? Of zouden de mannen een manier vinden om hen toch te bereiken?


Hij wist één ding zeker: hij zou niet opgeven. Hoe gevaarlijk het ook werd, hij en zijn vrienden zouden dit gevecht winnen.



Hier is hoofdstuk 9 van het verhaal:




Hoofdstuk 9: Samenwerken met de Politie


De volgende ochtend, terwijl Macsen en zijn vrienden in de fietsenstalling van school stonden, kwam er een man in een donker pak op hen aflopen. Hij had een badge om zijn nek hangen en een strenge blik in zijn ogen.


“Macsen?” vroeg hij.


Macsen slikte en knikte.


“Ik ben inspecteur De Wilde,” zei de man. “Ik werk samen met Iris Vandenberg. Ze heeft me verteld over jullie situatie. Kunnen we ergens praten?”


De jongens wisselden nerveuze blikken uit, maar Macsen wist dat dit belangrijk was. “We kunnen in de bibliotheek praten,” stelde hij voor.




In de kleine, stille bibliotheek van de school legden de jongens alles uit aan de inspecteur. Ze lieten hem de video’s, de documenten, en de dreigbrief zien. De Wilde bekeek het bewijsmateriaal met een strakke blik.


“Dit is ernstig,” zei hij uiteindelijk. “Ik geloof dat jullie te maken hebben met een georganiseerde groep die zich bezighoudt met matchfixing. Jullie hebben belangrijke informatie verzameld, maar jullie zijn nu ook een doelwit geworden.”


“Wat kunnen we doen?” vroeg Hugo.


“Wij zullen jullie beschermen,” zei De Wilde. “Maar we moeten ook meer bewijs verzamelen om deze groep volledig aan te pakken. Dat betekent dat we jullie hulp nodig hebben.”


“Onze hulp?” vroeg Stijn geschrokken. “We zijn geen politieagenten.”


De Wilde knikte. “Dat begrijp ik. Maar jullie zijn al dichtbij gekomen. Jullie kennen deze mensen, en jullie weten hoe ze werken. Als jullie ons kunnen helpen door informatie te blijven verzamelen, kunnen we een sterkere zaak tegen hen opbouwen.”


Macsen voelde een mix van angst en vastberadenheid. Hij keek naar zijn vrienden, die er net zo nerveus uitzagen als hij zich voelde. Maar ze knikten langzaam.


“We doen het,” zei Macsen uiteindelijk.




Die zaterdag was de volgende wedstrijd van het team. De politie had onopvallende agenten naar het stadion gestuurd om de situatie in de gaten te houden, maar Macsen en zijn vrienden moesten blijven doen alsof alles normaal was.


Tijdens de wedstrijd merkte Macsen al snel dat er weer iets mis was. Aran speelde nog slechter dan normaal, en Van Roosmalen leek zich opvallend veel met de scheidsrechter bezig te houden.


Hugo, die aan de zijlijn zat, filmde alles. Henry en Stijn probeerden gesprekken op te vangen, terwijl Macsen zich op het veld concentreerde. Maar hij voelde de spanning in elke beweging.


Toen, in de tweede helft, gebeurde er iets wat niemand had verwacht. Een man in een zwarte jas stapte het veld op en begon te schreeuwen naar Van Roosmalen.


“Jij hebt ons in de problemen gebracht!” riep de man.


Van Roosmalen probeerde de man weg te duwen, maar de politieagenten grepen in en arresteerden hem ter plekke. Het publiek keek geschokt toe, terwijl de spelers stil op het veld stonden.




Na de wedstrijd werden Macsen en zijn vrienden naar het politiebureau gebracht. Daar kregen ze te horen dat de man in de zwarte jas een lagere handlanger van de organisatie was. Hij had geprobeerd Van Roosmalen te waarschuwen dat de politie op de hoogte was van hun activiteiten.


“Dit is een belangrijke doorbraak,” zei inspecteur De Wilde. “Maar we zijn er nog niet. We moeten de hele organisatie ontmantelen.”


“En hoe doen we dat?” vroeg Macsen.


“Van Roosmalen heeft nu geen keus meer,” zei De Wilde. “We gaan hem ondervragen. Als hij bereid is om te praten, hebben we een kans om de mensen boven hem te pakken.”




Die avond zaten Macsen en zijn vrienden bij hem thuis. Ze waren uitgeput van de spanning, maar ook opgelucht dat er eindelijk actie werd ondernomen.


“Denk je dat het nu voorbij is?” vroeg Henry.


“Ik weet het niet,” zei Macsen eerlijk. “Maar ik weet wel dat we dichter bij het einde zijn dan ooit.”


Stijn zuchtte. “Ik hoop dat dit snel voorbij is. Ik wil gewoon weer normaal kunnen voetballen.”


Macsen keek naar zijn vrienden. Hij wist dat ze allemaal hetzelfde wilden: hun team terug, zonder leugens en manipulaties. Maar hij wist ook dat het gevecht nog niet voorbij was.




Hoofdstuk 10: Gerechtigheid


Macsen stond op de tribune van het stadion, met zijn vrienden naast zich. Het was de dag van de finale van het regionale toernooi, en ondanks alles wat er was gebeurd, had hun team de kans gekregen om te spelen. Het voelde vreemd om hier te zijn, terwijl ze wisten hoeveel corruptie en manipulatie achter de schermen hadden plaatsgevonden.


Inspecteur De Wilde stond op een afstand, vermomd in een gewone jas en pet. Hij was niet de enige. Overal in het stadion bevonden zich undercoveragenten, klaar om in te grijpen als dat nodig was.


“Denk je dat ze vandaag iets proberen?” fluisterde Stijn.


“Ik weet het niet,” antwoordde Macsen. “Maar ik weet zeker dat we voorbereid zijn.”




De wedstrijd begon, en al snel werd duidelijk dat de sfeer anders was. De spelers leken vastberadener dan ooit, alsof ze voelden dat dit meer was dan zomaar een wedstrijd. Aran speelde met een nieuwe energie, vrij van de druk die hem maandenlang had geplaagd.


In de tweede helft, bij een stand van 1-1, gebeurde het. Een man in een donker pak liep naar de zijlijn, waar de scheidsrechter stond. Macsen herkende hem meteen: een van de mannen die eerder betrokken was bij de dreigementen.


De man gaf de scheidsrechter een knikje, en bijna onmiddellijk floot de scheidsrechter voor een overtreding die niemand anders had gezien. Een vrije trap voor de tegenstander, op een gevaarlijke plek.


“Daar gaan we weer,” mompelde Hugo. Hij richtte zijn camera op de situatie, klaar om alles vast te leggen.


Maar voordat de tegenstander kon schieten, stormde inspecteur De Wilde het veld op, samen met een groep agenten. “Stop! Niemand beweegt!” riep hij.


Het publiek verstijfde van verbazing terwijl de agenten de man in het donkere pak arresteerden. Het was chaos, maar voor Macsen voelde het als een overwinning.




Na de wedstrijd werden de jongens opnieuw naar het politiebureau gebracht. Daar kregen ze te horen dat de man in het donkere pak een cruciale speler was in de organisatie. Dankzij de undercoveroperatie en het bewijs van de jongens hadden ze hem eindelijk kunnen arresteren, samen met andere leden van het netwerk.


“Jullie hebben geweldig werk geleverd,” zei inspecteur De Wilde. “Zonder jullie hulp hadden we dit niet kunnen doen.”


“Betekent dit dat het voorbij is?” vroeg Macsen.


“Voor nu wel,” zei De Wilde. “De organisatie is grotendeels opgerold, en jullie team kan weer normaal spelen. Maar vergeet niet, jullie hebben een groot risico genomen. Jullie mogen trots zijn op wat jullie hebben bereikt.”




Een week later zat Macsen weer op het voetbalveld, deze keer tijdens een normale training. De zon scheen, en er hing een ontspannen sfeer. Het voelde goed om terug te zijn, zonder de schaduw van corruptie en manipulatie.


“Het is eindelijk voorbij,” zei Hugo terwijl hij een bal naar Macsen trapte.


“Ja,” zei Macsen glimlachend. “Maar het was het waard.”


De jongens lachten en speelden verder, klaar om zich weer te concentreren op het spel waar ze van hielden. Maar diep van binnen wisten ze dat dit avontuur hen voor altijd had veranderd. Ze hadden niet alleen een strijd gewonnen, maar ook geleerd wat echte moed en vriendschap betekenen.




En zo eindigde het avontuur van Macsen en zijn vrienden, met een hersteld voetbalteam en een sterker vertrouwen in zichzelf. Het was een verhaal van spanning, gevaar, en uiteindelijk overwinning – een verhaal dat ze nooit zouden vergeten.


EINDE